Pezette, Clothlet, of Tüchlein?

Een doekje in plaats van een tube Tegenwoordig hebben we het als schilders erg makkelijk, we kopen een tube verf […]

Tegenwoordig hebben we het als schilders erg makkelijk, we kopen een tube verf en kunnen direct aan de slag. Geen gezoek naar de goede grondstoffen, niet het fijnmalen van  grote stukken mineraal en geen ingewikkelde procedés toepassen om de juiste pigmenten te verkrijgen. Dat was in de Middeleeuwen wel anders. Wie middeleeuwse receptenboeken leest merkt al snel dat het echt een hele klus was voor de verluchter om de verf te maken en te bewaren. Daar kwam nog bij dat plantaardige kleurstoffen die vooral in de late Middeleeuwen door verluchters werden gebruikt, in de winter nauwelijks beschikbaar waren. In de winter groeien er immers geen korenbloemen, klaprozen, bosbessen, wegendoorn, en vlierbessen om er maar een paar te noemen.

De oplossing die men hiervoor had bedacht was even ingenieus als handig. Kleine stukjes linnen doopte men verschillende malen in de uitgeperste kleurstof en werden gedroogd. Wanneer men de kleur wilde gebruiken knipte men een stukje van de stof af en legde die in het bindmiddel. De verluchter had op die manier heel de winter de beschikking over kleuren die in principe alleen in de zomer konden worden vervaardigd. De doekjes waren ook heel geschikt om mee te nemen naar het volgende atelier van de verluchter en konden op die manier grote afstanden afleggen. In de literatuur komen we de volgende benamingen tegen voor deze gekleurde doekjes: Pezettes (It.) Dra-peau/ Drapel (Fr.) Clothlet (Eng.) en Tüchlein (Du.). (1)

De werkwijze om deze doekjes te prepareren was tamelijk eenvoudig. Je verzamelde eerst je benodigde plantaardige materiaal: bloembladen, bessen, zaden en wel op het juiste moment. Voor het gebruik van bloembladen werd geadviseerd om dat s’ morgens te doen als ze nog fris waren. Verder was je afhankelijk van het moment van de oogst, bessen moesten eerst rijpen maar werden ook wel onrijp gebruikt zoals bij de Wegedoorn.

Wegedoorn

Het materiaal werd in de vijzel bewerkt met de stamper en het sap werd gezeefd en op een schaaltje gedaan. Daarna werden stukjes linnen in dit uitgeperste sap gelegd.

Bloemblaadjes van de Iris met aluin.
Arabische gom in brokjes.

Soms werden de stukjes linnen eerst bewerkt met kalk of met een oplossing van aluin. Na deze voorbewerking werden de doekjes eerst gedroogd om daarna alsnog een aantal keren te worden ondergedompeld in de kleurstof. In het geval van Folium (2), een paarsblauwe kleurstof afkomstig van de plant: Chrozophora Tinctoria, werden de doekjes ook ? nog behandeld met ammoniakdamp afkomstig van urine. Om de doekjes te gebruiken was het alleen nog nodig ze te laten weken in een bindmiddel, geklaard eiwit of Arabische gom. 

Geklaard eiwit, links vers en rechts wat oudere.

Doekjes die liggen te weken in het sap irisblaadjes.

Na droging kunnen de blaadjes worden bewaard tussen papier.

Het hierboven gebruikte woord Folium komen we veel tegen in receptenboeken en handleidingen voor schilders maar het woord kan enige verwarring oproepen. 

Er kan mee worden bedoeld de plant zelf, de Chrozophora tinctoria. Echter het woord kan ook worden gebruikt alsgenerieke naam voor al de stukjes gekleurd linnen die op genoemde wijze werden geprepareerd. Dit heeft te maken met de afkomst van het woord folium, meervoud “folia” dat is het laat-klassiek/ middeleeuws Latijnse woord voor een blad in een middeleeuws handgeschreven (codex – manuscript) of gedrukt boek. En omdat de doekjes veelal werden bewaard tussen de bladen van manuscripten kregen ze al snel allemaal de naam: folium.

Doekkleur bewaard tussen papier.

Het gebruik van de doekkleuren

Waar werden die kleuren allemaal voor gebruikt? In middeleeuwse receptenboeken komen we verschillende aanwijzingen tegen voor het gebruik van deze (3) ‘doekkleuren’. Hieronder een aantal mogelijkheden voor het gebruik ervan.

  1. Voor het verluchten van de diverse voorstellingen.
  2. Voor het tekenen met pen. 
  3. Voor filigraanwerk rondom de Initialen. (Penwerkinitialen).
  4. Voor het aanbrengen van schaduwen.
  5. Voor het schilderen van gebladerte.

Voor het verluchten

In zijn werk het Handboek voor de Kunstenaar: Il Libro dell ‘Arte schrijft Cennino Cennini (1360-1427) het volgende over deze kleuren:

Het is eveneens waar dat er bepaalde kleuren zijn zonder substantie, bekend als kleurstoffen, en zij worden gemaakt in elke kleur. Je moet slecht een klein stukje van deze kleurstof nemen, van om het even welke kleur waarin ze geverfd is of gekleurd, en dat in een geglazuurd bordje of drinkbeker leggen. Voeg er wat gom bij en het is klaar voor het gebruik.”

In de Arte Illuminandi een anoniem werk uit de 14e eeuw wordt een mengsel van Folium met loodwit beschreven om op te hogen. Verder wordt er in dit werk geschreven over Het gebruik van doekkleuren:

“Vervolgens neem je als je wilt illumineren met heliotroopdoek (5) (= Folium), knip zoveel van dat doek als je nodig hebt en leg het in een zeeschelp en temper het met goed bewerkte clarea van eieren. En pers er het sap niet uit maar laat het geweekte doek in de schelp blijven zoals katoen in een inkthoorn bij de inkt. En week het water of met clarea (4)verdund water wanneer het opdroogt”.

Verder is bekend dat Lapis Lazuli bewerkt werd met een glacis van (paars)Folium om de blauwe kleur Lapis lazuli meer een violette gloed te geven maar ook voor het aanbrengen van schaduwen. Ook werd het toegevoegd aan de blauwe kleur Azuriet.

Hierboven proefjes met de kleur folium en lapis lazuli.

Werken met hemelsblauw. Neem azuriet, wrijf het zeer fijn en temper het met de clarea van eieren die behandeld is met een spons, en neem wat heliotroopdoek (Folium) dat getemperd is met deze clarea, en behandel als met ultramarijn blauw. En als het azuriet bleek is, wrijf het dan heel fijn op de plaat samen met wat loodwit en temper het dan met de clarea van eieren op dezelfde manier als eerder beschreven en laat er wat violette doek in weken. En handel verder als eerder beschreven”.

Uit: Arte Illuminandi XIVe eeuw.

Voor het tekenen met gekleurde inkt

Een aanwijzing dat de doek-kleuren ook werden gebruikt voor het tekenen vinden we in hoofdstuk X van Il libro dell ‘Arte van Cinnino Cennini.

“Je kunt ook tekenen op schaapsperkament of papier. Indien je, nadat je met de stift getekend hebt, de tekening verder wilt uitwerken, breng je de inkt, dat wil zeggen met twee druppels inkt in net zoveel water als er in een notendop kan. En schaduw met een penseel gemaakt van hermelijnstaart, tamelijk stomp en bijna altijd droog. En afhankelijk van de schaduwen maak je de wassingen op deze manier steeds zwarter: met steeds meer druppeltjes inkt. En je kunt ook op een dergelijke manier werken, en schaduwen met kleur en kleurstoffen zoals de boekverluchters gebruiken, de kleuren aangelengd met gom of met geklaard eiwit, dat goed opgeklopt en bezonken is”.

Voor het filigraanwerk

Penwerk of ook wel filigraanwerk vaak in rood en blauw en soms ook wel violet.

Met filigraanwerk bedoelen we penwerk, de ragfijne lijnen in rood en blauw rondom de initialen. Het werd uiteindelijk een eigen decoratievorm naast de geschilderde decoraties. Een kenner op dit gebied: Patricia Stirnemann schrijft hierover: “Gedurende het derde kwart van de XIIIe eeuw werd bij de penwerkdecoraties een begin gemaakt met het gebruik van de kleur paars in het Parijse verluchtersmilieu en dat zou zo blijven tot de XIVe eeuw”.

De paarse, violette kleuren waren erg gewild en de naam Folium komt veel voor. Deze kleur is vooral verbonden aan de Chrozophora Tinctoria maar er waren ook andere leveranciers van paars/ violet. We denken bijvoorbeeld aan Orseille mos, een korstmos dat een prachtige diepe kleur paars geeft. 

Orseille mos, (Roccella tinctoria).

 Op basis van een recept uit le Livre d’art de Colmar 1478 meent Doris Oltrogge dat er ook van een andere leverancier voor het paars kan worden gesproken namelijk; Aconitum napellus of Ridderspoor .

In dit bericht laat ik dit even voor wat het is en het is mogelijk iets voor een andere keer. Ik wil me nu vooral richten op Folium afkomstig van de Chrozophora tinctoria.

Chrozophora tinctoria.

Andere plantaardige kleurstoffen voor doekleuren werden gemaakt van: Irissen, wegedoorn, bramen , korenbloemen, brem, papaver, vlierbessen, rabarber en blauwe bessen. Deze reeks kleuren leverden een enorme verrijking op van het palet van de verluchter. Je kon er mooie dunne lagen over bestaande kleuren heen aanbrengen (glaceren) en op die manier de kleuren nuanceren. Het nadeel is wel dat ze niet zo lichtecht zijn. Dat was voor de manuscripten van minder belang omdat de miniaturen relatief goed beschut waren tegen het daglicht. Ze waren immers veel gesloten en daarmee beschermd.

(1) Tüchlein heeft naast de bovengenoemde betekenis ook nog een andere. Het betreft dan een beeldend werk waarin verf wordt aangebracht op een textieldrager die alleen dun met lijm is voorbewerkt of helemaal niet is voorbewerkt. Het oppervlak van de schildering blijft buigzaam en de werken kunnen worden opgerold en meegenomen. Deze werken waren populair in Duitsland, Nederland en Italië.

(2) Folium Kleurstof afkomstig van de plant Chrozophora tinctoria die drie kleuren: rood, paars, en  blauw kan opleveren, afhankelijk van een zure- of alkalische toevoeging. In receptenboeken wordt deze plant ook wel tournesolgenoemd want deze plant richt zich op de zon. Het is de naam van deze plant tournesol die in middeleeuwse recepten gebruikt wordt voor het proces van de doek-kleuren, met het woord wordt dan vooral de techniek bedoeld.

N.B. het betreft hier niet de Franse vertaling van het ons bekende woord: zonnebloem. 

(3) Doekkleuren Voor dit stukje gebruik ik een eigen vertaling naar het Nederlands. Het woord komt niet voor in de grote van Dale maar ik hoop dat het gebruik ervan het allemaal wat duidelijker maakt.

(4) Clarea Clare of geklaard eiwit. Zie mijn artikel hierover. https://arteilluminandi.nl/nl/recepten/clarea-geklaard-eiwit/

(5) Heliotroop afkomstig van: heliotropium tricoccum en is een synoniem voor de chrozophora tinctoria. In de literatuur komen we ook het woord: maurelle des teinturiers tegen, ze verwijzen steeds naar dezelfde plant.


Doekkleuren bewaard in een doosje. Het is verstandig om ze zo donker mogelijk te bewaren. Alle organische kleuren zijn heel gevoelig voor licht.
Mooie transparante kleuren met Irisgroen en Folium. Het irisgroen is wat donker maar kan worden gemengd met saffraan tot een prachtige lichte groene kleur.

Saffraan en Folium opgelost in geklaard eiwit.

Wie zelf kleuren wil maken kan met deze plantaardige kleuren volop aan de slag. Het is echt bijzonder om te ontdekken wat er allemaal mogelijk is met al die prachtige planten en bloemen. Zo geven zij eerst hun schoonheid in de zomer en laten ons daarna ook nog nagenieten in de winter.